‘Moos slinkt in de pot’

Soms hoor je verhalen die beklijven. Waarom ze je bijblijven is niet altijd direct duidelijk. Het verhaal hieronder is zo’n verhaal. Aan de oppervlakte is het een licht humoristisch vertelsel waarvan menigeen zou kunnen vinden dat het eigenlijk de moeite van het herhalen niet waard is. En dat zou ik zomaar met je eens kunnen zijn. Maar in dit geval zit er een duistere kant aan het verhaal die pas boven komt drijven als je de omstandigheden waarin het verhaal zich afspeelt weet en begrijpt. Laten we beginnen met verhaal zelf:

Moeder is de boerenkool aan het schoonmaken. Een tante, die toevallig langskomt, verbaast zich over de in haar ogen grote hoeveelheid, waarop moeder antwoord; ‘moos slinkt in de pot‘. Tante, die blijft eten, kent Marinus wel, maar weet niks van de andere gasten. Als de boerenkool eenmaal klaar is, zorgt moeder ervoor dat, uit het zicht van tante, drie borden worden gevuld voor de gasten. Als iedereen aan tafel zit, werpt tante een blik op de pan met boerenkool en roept verbaasd ‘goh, moos slinkt inderdaad in de pot

Het moge duidelijk zijn; dit verhaal is niet van mij. Ik heb dit verhaal gehoord in 2007, op de 75ste verjaardag van mijn oudoom. Laat me de omstandigheden schetsen waarin het verhaal plaatsvindt: Het is oorlogstijd. Mijn oudoom is ondergedoken in het oosten van Nederland, op de boerderij van de familie Potman. Hij is dan twaalf jaar en gaat door het leven als Marinus de Vries, een stadskindje uit (ik meen) Amersfoort. Behalve mijn oom zitten er nog drie mensen ondergedoken; een getrouwd stel en alleenstaande man, allen joods. Door zijn leeftijd komt mijn oudoom gewoon buiten en zoals hij zelf placht te zeggen; ‘zolang ik bij bv. het zwemmen mijn zwembroek maar aanhield, was er niet zoveel aan de hand‘. De overige drie onderduikers kwam niet buiten en waren dus ook niet gekend bij de buren en familie van pa en ma Potman. Het verhaal werd ons verteld door Henk Potman, zoon des huizes.

Moraal van het verhaal: in oorlogstijd is niemand te vertrouwen, ook familie niet. De Duitsers waren niet mals met het uitdelen van straffen als onderduikers werden aangetroffen en niet zelden werd alle aanwezigen, inclusief bewoners, standrechtelijk geëxecuteerd. Dit verhaal maakte destijds onnoemelijk veel indruk op me. Enerzijds doordat ik op dat moment pas echt besefte welk risico mensen liepen die onderduikers in huis namen en anderzijds omdat het duidelijk maakte hoe makkelijk het was om jezelf in de problemen te brengen. Iets simpels als een pan met boerenkool kon je al verraden. Dat is die duistere kant aan dit verhaal waar ik het eerder over had.

Maar waarom neem ik de moeite om dit verhaal aan mijn toetsenbord toe te vertrouwen? Daar heb ik een tweetal redenen voor. Voor de eerste moet men beseffen dat, hoewel mijn oudoom ‘gewoon’ naar buiten kon, de andere drie onderduikers die luxe niet hadden. Die zaten maand na maand na maand binnen. Iedere stap buiten de deur zorgde voor enorme risico’s, niet enkel voor henzelf, maar ook voor iedereen op de boerderij. En dus bleven ze binnen. Ik zou dit van de daken willen schreeuwen naar de mensen die de situatie van enkele maanden geleden durfden te vergelijken met de situatie van onderduikers in de oorlog. De intelligente lockdown is, hoe vervelend ook, in niks te vergelijken met de situatie van onderduikers ten tijde van de Duitse bezetting.

De tweede reden is simpeler; omdat ik het doodzonde vind dat dit soort verhalen verdwijnen. De mensen die ze kunnen (na)vertellen sterven langzaam uit en als ze niet aan (digitaal) papier worden toevertrouwd gaan ze verloren.

Zoals George Santayana ooit zei: ‘wie zijn geschiedenis niet kent, is gedoemd haar te herhalen.