Den Haag, 1992. Het Segbroek College aan de Goudsbloemlaan. Ik heb zojuist de conrectorskamer op de begane grond verlaten en ik tril nog wat na van de donderpreek die ik daar mocht ontvangen. Een terechte donderpreek overigens, al dacht ik daar toen heel anders over. Ik was 15 jaar, luier dan lui als het aankwam op school en daardoor gezegend met een cijferlijst die veel weg had van het ritme van een Weense Wals. Ik had echter wel al vroeg in dat jaar door dat ik die cijfers beter niet thuis kon overleggen. Pa en ma waren dan ontzettend lief en geduldig, school was zeer belangrijk en slechte cijfers door lui gedrag werden niet getolereerd. Dus kwamen de tussentijdse cijferoverzichten (‘de cijferlijst’) meestal vrij snel en ondertekend weer terug op school. Tot zover geen probleem. Het probleem ontstond toen moeders na driekwart schooljaar zich af begon te vragen waarom zij de cijfers van zoonlief nooit zag. Een telefoontje naar school deed haar beseffen dat ik op dat moment handiger was in goochelen dan in wiskunde. Een en ander werd ’s avonds buiten mijn gehoor overlegd met pa en al snel moest ik mij melden bij meneer van Leusden, de gevreesde conrector van de Goudsbloemlaan.
Meneer van Leusden. Mening leerling heeft een soortgelijke donderpreek van hem mogen ontvangen, ik was in dat opzicht nou niet bepaald uniek. En het resultaat was in veel gevallen hetzelfde. De betreffende leerling dacht daarna wel twee keer om nog zoiets uit te vreten. Want een tweede donderpreek, dat nooit. Hoe de beste man het voor elkaar kreeg blijft, in ieder geval voor mij, een groot geheim. Er viel namelijk geen onvertogen woord en ‘in het dagelijks leven’ (lees: als ik eens een keer géén rottigheid had uitgehaald) was meneer van Leusden een bijzonder aimabele man met wie je best een goed gesprek kon voeren, die altijd voor je klaar stond en met wie je, als je het niet eens was met met de ‘beslissing’ van een andere docent, een boompje kon opzetten over de eerlijkheid van getroffen maatregelen. Iets wat beste vriend Maurice Duijndam uit eigen ervaring kan bevestigen. Ik ben hem in ieder geval dankbaar, want de bewuste donderpreek heeft wel, zij het vertraagd, mijn ogen geopend. Zou ik niet zijn waar ik nu ben zonder hem? Geen idee, maar geholpen heeft het in ieder geval.
Ik heb de man na mijn actieve schoolcarrière (die kortgesloten werd omdat ik hardleers was en lui bleef; twee keer achter elkaar blijven zitten mag nog steeds niet zover ik weet) helaas nooit meer gesproken. Hij was niet op de reünie in 2005 en aangezien hij in 1992 al ‘op leeftijd was’ vraag ik me af of hij überhaupt nog leeft. Ik zal hem in ieder geval niet licht vergeten en ik weet zeker dat er met mij een heleboel oud-leerlingen van het Segbroek College zijn; een oudere man met een pothelmpje die rustig op z’n scooter het schoolplein aftuft, op weg naar huis…